VI.BE

Steunpunt voor artiest
en muzieksector

Nieuwe fiscale regels voor inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten

Nieuwe fiscale regels voor inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten

Het regent nieuwe wetgeving. Heb je regelmatig inkomsten uit auteursrechten of naburige rechten? Lees dan zeker deze samenvatting van de nieuwe regels die we maakten.

13.04.23

Nieuws

We hebben je al op de hoogte gehouden van de nieuwe DSM-richtlijn en wat die voor de muzieksector betekent. Niet zo lang geleden hebben we ook al over het nieuwe kunstwerkattest, de kunstwerkuitkering en de amateurkunstenvergoeding (AKV) bericht.
 
Vandaag zijn we er met een nieuwe update over de wijzigingen aan het fiscaal regime voor de inkomsten die je geniet uit de overdracht van auteurs- en naburige rechten. De inkomsten die je via beheersvennootschappen (Sabam, PlayRight, …) ontvangt, maken hier ook deel van uit.

Een kleine reminder: auteursrecht en belastingen

In januari 2008 werd een fiscaal gunstregime in het leven geroepen voor zij die inkomsten genieten uit de cessie (afstand) of concessie (licentie) van auteurs- en naburige rechten. Dit heeft dus alles met belastingen te maken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de royalty’s die je krijgt van je platenlabel, inkomsten uit sync-deals en ook de vergoedingen die je via je beheersvennootschap krijgt. Het gaat hierbij in principe om inkomsten die je als individu krijgt.

Roerende inkomsten en roerende voorheffing

Tot een bedrag van 64.070 euro (aanslagjaar 2022, bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd) worden inkomsten uit auteursrechten aanzien als een roerend inkomen. Boven dit bedrag kan dit nog steeds een roerend inkomen zijn of wordt het gekwalificeerd als een beroepsinkomen. Voer voor discussie, leert de praktijk ons.
 
Het tarief is 15% en deze belasting, of roerende voorheffing, wordt ingehouden door degene die deze inkomsten betaalt. Je beheersvennootschap zal deze roerende voorheffing van 15% dus inhouden en bovendien verplicht zijn om je jaarlijks een fiscale fiche (281.45) op te sturen. Labels maken deze bijvoorbeeld ook op, maar verwachten meestal een factuur om de royalty’s uit te betalen.

Daarnaast heeft men ook een kostenforfait (bedragen worden elk jaar geïndexeerd) in het leven geroepen. Dit betekent dat:

  • Op de eerst schijf van 0 – 17.090 euro: 50% als kost wordt aanzien

  • Op de schijf van 17.090 – 34.170 euro: 25% als kost wordt aanzien

  • Boven 34.170 euro worden geen kosten meer in aanmerking genomen 

Deze kost wordt gezien als forfait, en hoef je dus op geen enkele wijze te bewijzen. En op dit gedeelte word je dus niet belast. Maar hoe ziet dit er dan concreet uit?

Een voorbeeld

Je krijgt van een modebedrijf een vergoeding van 5.000,00 EUR (ex. btw) om je muziek onder een reclamespot te mogen gebruiken (sync). Dit modebedrijf zal de roerende voorheffing van 15% moeten inhouden na de aftrek van de forfaitaire kosten. Wat krijg je dan netto op je rekening? 
 
Stap 1: toepassing kostenforfait

  • Dit bedrag valt binnen de eerste schijf, waardoor 50% als forfaitaire kost wordt aanzien. Tenzij je nog andere vergoedingen hebt gekregen voor de overdracht van auteurs- en naburige rechten

  • 50% is een kost: 50% van 5.000 euro = 2.500 euro

Stap 2: netto-belastbaar inkomen

  • Dit is het inkomen na aftrek van de kosten waar de roerende voorheffing van 15% wordt op toegepast

  • 5.000 euro – 2.500  euro = 2.500  euro (netto-belastbaar inkomen)

Stap 3: roerende voorheffing

  • Deze wordt toegepast op het netto-belastbaar inkomen (zie stap 2)

  • Roerende voorheffing: 15% van 2.500 euro = 375 euro

Stap 4: netto-inkomen

  • Dit is het afgesproken bedrag (5.000 euro) verminderd met de roerende voorheffing. Dat bedrag zal op je rekening verschijnen

  • 5.000 euro – 375 euro = 4.650 euro

Het modebedrijf moet dus de roerende voorheffing inhouden en doorstorten naar de belastingadministratie. Zo is de belasting dus al op voorhand betaald, vandaar ook de term voorheffing. Zij zullen hiervoor ook een fiche (281.45) opmaken. Doordat zo een fiscale fiche opgemaakt wordt, zal je deze automatisch in Vak VII van je vereenvoudigde aangifte terugvinden. Dat betekent dus dat je deze uiteraard nog steeds moet aangeven in je belastingaangifte - in dat Vak VII dus - ook al is de belasting of roerende voorheffing reeds betaald.

Tip: controleer steeds je vereenvoudigde aangifte!

Wat staat er dan in de nieuwe wetgeving?

Belangrijk is dat je weet dat het principe grotendeels behouden blijft. Zo blijft het principe gelden dat de vergoeding voor de afstand of licentie van auteurs- en naburige rechten als een roerend inkomen wordt aanzien tot een bedrag van 70.220 euro (aanslagjaar 2023). Het belastingtarief voor die roerende inkomsten zal nog steeds 15% bedragen. Daarnaast zal het kostenforfait zoals hierboven omschreven nog altijd van toepassing zijn. Het kostenforfait - waar je dus niet voor hoeft te bewijzen - voor de inkomsten van 2023 kent volgende bedragen: 

  • Op de eerst schijf van 0 – 18.720 euro: 50% wordt als kost aanzien
  • Op de schijf van 18.720 – 37.450 euro: 25% wordt als kost aanzien
  • Boven 37.450 euro worden geen kosten meer in aanmerking genomen

Op deze principes komen echter wat uitzonderingen en verduidelijkingen waar je vanaf 2023 op de hoogte van dient te zijn. In grote lijnen gaat het over:

  1. een afbakening van het toepassingsgebied
  2. regels met betrekking tot het gedeelte (%) dat beschouwd dient te worden als vergoeding voor de prestatie indien er sprake zou zijn van een opdracht/prestatie
  3. een nieuwe regel die rekening houdt met de inkomsten genoten in de vorige vier belastingjaren
  4. een regel die stelt dat de inkomsten genoten boven 70.220 euro (aanslagjaar 2023) niet meer aan dit gunsttarief worden belast

Stay with us, we verduidelijken elke maatregel verder.

1. Het toepassingsgebied

Vanaf 2023 is het fiscaal gunstregime van de roerende voorheffing enkel maar van toepassing voor de volgende inkomsten:

  • inkomsten verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende, of diens erfgenamen 

  • inkomsten die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst (muziek uiteraard inbegrepen)

  • inkomsten met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten, behalve in het geval van een gebeurtenis veroorzaakt buiten de wil van de overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, door de verkrijger, de licentiehouder of een derde

en dit op voorwaarde dat:

  • je als auteur of uitvoerend kunstenaar beschikt over een kunstwerkattest (daar zijn we weer); of
  • als je niet in het bezit bent van een kunstwerkattest: dat je je auteurs- of naburige rechten afstaat of in licentie geeft aan een derde met het oog op de mededeling aan het publiek, voor de openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie.

De wetgeving maakt ook duidelijk dat inkomsten verkregen uit je beheersvennootschap ook vallen onder deze nieuwe regels! 

Om het in mensentaal te stellen:

  • Je inkomsten uit Sabam, Playright en SIMIM worden 100% aanschouwd als een vergoeding voor je rechten en aan dat fiscaal gunstregime onderworpen
  • als je een kunstwerkattest hebt komen alle vormen van exploitatie waarover je contracteert in aanmerking: adaptatie, reproductie, publieke mededeling of een combinatie ervan
  • als je geen kunstwerkattest hebt: hier lijkt de minister te stellen dat bijvoorbeeld de vergoeding voor reproductie enkel in aanmerking als deze ook de publieke mededeling tot doel heeft. 
  • het is nog even afwachten hoe de fiscus hier in de praktijk mee zal omgaan

2. De 70-30 regel

In de creatieve sector zien we bij werk in opdracht dat de factuur vaak opgesplitst wordt in een deel voor de vergoeding van de prestatie en een deel voor de vergoeding van de overdracht van auteurs- en/of naburige rechten. Maar welke verhouding is dan correct? Daar probeert de nieuwe wet wat duidelijkheid in te brengen. 

Vanaf 2025 zal maximaal 30% van de vergoeding bij een prestatie fiscaal als een roerend inkomen beschouwd worden. In principe zal 70% van je factuur dus gezien worden als beroepsinkomen en dus ook als dusdanig worden belast (25 - 50%). De andere 30% wordt dan aan het fiscaal gunstregime onderworpen. 

Stel dus dat je gevraagd wordt een title track te componeren voor een televisieserie, dan:

  • moet je met deze regel rekening houden omdat het gaat over een prestatie in opdracht
  • kan het aandeel rechten in principe slechts maximum van 30% van de totale vergoeding bedragen

Belangrijk is dat deze regel enkel van toepassing is als de overdracht van auteurs- en naburige rechten gepaard gaat en verbonden is aan een prestatie die je hebt geleverd. Inkomsten die niet verbonden zijn aan een prestatie (zoals sync van bestaande muziek) zijn dus volledig te aanzien als inkomsten voor de overdracht van auteurs- en naburige rechten. Dit geldt ook voor de inkomsten die je ‘naderhand’ verkrijgt, losstaand dus van de initiële prestatie die je geleverd hebt en waarvoor je misschien ook al een vergoeding hebt gekregen voor een bepaalde licentie of gebruik. Deze initiële vergoeding is uiteraard wel onderworpen aan de 70-30 regel.

3. De vier-jaren regel

We bevestigden al dat het principe behouden blijft dat het inkomen uit de overdracht van auteurs- en naburige rechten als roerend inkomen wordt beschouwd tot een bedrag van 70.220 euro (aanslagjaar 2023). De nieuwe wetgeving voegt daar wel een belangrijk aandachtspunt aan toe. De fiscus zal nu ook kijken of het gemiddelde van de inkomsten van de vorige vier jaren niet boven het grensbedrag van 70.220 euro uitstijgt, ongeacht hoe deze fiscaal gekwalificeerd werden. 

Ga je in de voorbije vier jaar gemiddeld over dat grensbedrag, dan zal voor het jaar volgend op deze vier jaar het vermoeden vervallen dat het sowieso roerende inkomsten zijn. Dit dus wel enkel voor het huidige jaar en niet voor die voorbije vier jaar. 

In de praktijk vermoeden velen dat dit zal betekenen dat je vergoeding voor de overdracht van auteurs- en naburige rechten voor dat jaar door de fiscus geheel gekwalificeerd wordt als een beroepsinkomen, ook al is een andere kwalificatie nog steeds mogelijk. Met alle gevolgen van dien: dit bedrag kan belast worden als beroepsinkomen en er zullen in dat geval ook nog sociale bijdragen bovenop komen waardoor je er een pak minder aan overhoudt.

4. Je overschrijdt het grensbedrag

Tot op heden bestaat er discussie over hoe het inkomen boven het grensbedrag van 70.220 belast wordt en welk tarief dan van toepassing zou zijn. De nieuwe wetgeving zet geen paal en perk aan deze discussie, maar maakt wel duidelijk dat, indien verantwoord kan worden dat het nog steeds een roerend inkomen betreft, het tarief voor de inkomsten genoten boven dit grensbedrag het normale tarief van 30% zal kennen. Er wordt wel vermoed dat de fiscus steeds zal proberen de inkomsten boven dit bedrag geheel als beroepsinkomen zal proberen te kwalificeren.

Sabam september

Reclame