VI.BE

Steunpunt voor artiest
en muzieksector

Brussels Jazz Orchestra blaast 30 kaarsjes uit: “De honger om te spelen is even groot als toen”
© lucinde wahlen

Brussels Jazz Orchestra blaast 30 kaarsjes uit: “De honger om te spelen is even groot als toen”

‘Sounds, dat was onze living’, vertelt Frank Vaganée over de oudgediende jazzclub in Elsene. Als oprichter van, en saxofonist in, Brussels Jazz Orchestra, heeft hij het dertig jaar allemaal van de eerste rij mogen meemaken. Het BJO viert dus nu zijn parelen jubileum. In die tijd veranderde er veel, maar sommige dingen blijven altijd hetzelfde. Samen met mede-BJO-ancien Koen Maes spreken we waar het allemaal begon, in Sounds, over het verleden, het heden en de toekomst van het orkest. In hun living, maar allerminst vanuit hun luie zetel. 

sam nassiri

29.09.23

Features

Voor wie die de Belgische jazzwereld nauw aan het hart staat behoeft Frank Vaganée echt geen introductie, al doet hij dat in al zijn nederigheid toch. ‘Ik stippel samen met Koen de artistieke strategie van het orkest uit, zowel op korte termijn als de langetermijnplanning. Wat we juist spelen, ons repertoire en het programma, dus. Ik voorzie de muzikanten ook van dat repertoire zodat ze zich thuis kunnen voorbereiden, en zodat we tijdens repetities meteen aan de essentie kunnen beginnen. Zo houd ik de controle over de artistieke waarde en de kwaliteit van de muziek. Ik ben zelf ook actief lid van het orkest, als saxofonist, en onderhoud daarbij contacten met gastmuzikanten die we soms uitnodigen. Dat klinkt al als een hele boterham, maar het is eigenlijk nog meer.’

Ook zakelijk leider Koen Maes was met zijn 23 jaar aan boord bij BJO een van de belangrijkste co-piloten van het duurzame verhaal. Recent besliste hij echter op zoek te gaan naar een nieuwe uitdaging. Op het moment van dit interview behartigde hij vooral de administratieve kant van de zaak. ‘Daar komt ook de verkoop bij kijken. We hebben geen booking agent’, vertelt hij. ‘Heel uitzonderlijk werken we met een booking agent van een gastmuzikant, wanneer het over een project in samenwerking gaat, maar eigenlijk doen we het meeste in-house. We hebben een communicatiemedewerker, een productieleider, ons eigen ploegje technici. BJO bestaat uiteindelijk uit zeventien artiesten, en er moet dus heel wat gecommuniceerd worden onderling.’ Het Brussels Jazz Orchestra telt dus heel wat meer mensen dan zij die op het podium te zien zijn, en het zijn vooral Frank en Koen die zowel de muziek als de boekhouding in het gareel houden. 

Het BJO heeft in zijn dertigjarig bestaan zich kunnen ontpoppen tot een waar instituut van de jazzscene in ons land, al zag het orkest zijn levenslicht op een eerder nietsvermoedende wijze. ‘Ergens eind 1992 speelden de vier oprichters Serge Plume, Marc Godfroid, Bo van der Werf en ikzelf freelance in een bigband die al bestond, hier in Sounds, de Act Big Band. We waren geen vast lid, ze belden ons gewoon als ze iemand nodig hadden als vervanger of dergelijke. We bleven zo wel wat op onze honger zitten. Er waren verder niet echt mogelijkheden om op een artistieke en professionele manier samen te musiceren in een bigband. Bij ‘bigband’ moet je denken aan het soort swingende, theatrale jazz van de oude school met namen als Duke Ellington, Count Basie of Thad Jones. Op de terugweg na zo’n concert met Act Big Band, zijn we met z’n vieren eens beginnen na te denken. We wilden zelf iets uit de grond stampen, iets waar we ons ei in kwijt konden. Dan hebben we toch de koe bij de hoorns gevat en BJO opgericht.’

We wilden zelf iets uit de grond stampen, iets waar we ons ei in kwijt konden. Dan hebben we toch de koe bij de hoorns gevat en BJO opgericht.

frank vaganée

‘Een groot deel van onze generatie jazzmuzikanten zat op dat moment in Brussel, er was veel te doen wat jazz betreft, al was het een klein wereldje. We zijn toen bij Sergio belandt, toenmalige eigenaar van de Sounds jazzclub, met de vraag of hij geen bigband in zijn programmatie wilde. Zo zijn we beginnen werken aan het repertoire en samenspel van BJO. Het was een heel los verband toen. We kregen wat geld van Sergio om onze vervoerskosten toch wat te kunnen bekostigen, maar om het geld was het toen natuurlijk niet te doen. De titularissen van BJO deden het allemaal op vrijwillige basis, puur voor de muziek en het samenspel, puur voor het feit dat we dat orkest opgericht hadden.’

Maar de duurzaamheid van het bestaan van BJO was in de jaren 90 niet de vanzelfsprekendheid die ze nu lijkt, beamen Frank en Koen. ‘We kwamen allemaal uit de jazzscene’, gaat Frank verder. ‘De BRT (toenmalige VRT) had toen nog twee professionele bigbands in hun personeelsbestand. Die zijn op een gegeven moment opgedoekt, dus dat viel ook allemaal weg voor ons. Daardoor ontstond er wel een gat in de markt voor BJO om in te duiken. De heersende filosofie was echter dat jazz, en zeker de bigband-stijl ‘niet meer van deze tijd is’. Wij zijn met het orkest begonnen omdat we de traditie wilden verderzetten. We, op dat moment allemaal jonge muzikanten die fulltime bezig waren met jazz, wuilen simpelweg samen dat podium op.’ 

De heersende filosofie was echter dat jazz, en zeker de bigband-stijl ‘niet meer van deze tijd is’. Wij zijn met het orkest begonnen omdat we de traditie wilden verderzetten. 

frank vaganée

‘Alles veranderde in het jaar 1999,’ herinnert Koen zich. ‘We kregen toen structurele subsidies van de Vlaamse overheid. Dat heeft enorm veel mogelijkheden gecreëerd voor ons. Het was eigenlijk een verrassing dat we die subsidies kregen. We zijn echt lang de vreemde eend in de bijt geweest op dat vlak. Toen gingen bijna alle subsidies naar klassieke muziek. Pop, folk, jazz; dat kreeg allemaal geen ondersteuning. Alleen klassiek. De commissie die daarover besliste bestond eigenlijk ook alleen maar uit klassieke muzikanten, dus ze wisten eigenlijk niet goed wat aan te vangen met ons. Als wij, als jazzmuzikanten, een hap uit het totale budget wegnamen, bleef er ook minder over voor hen.’ 

’Er was een klassiek bastion dat veel tegenwind gaf in die tijd, dus er moest wel wat op poten gezet worden als jazz wou verder leven. We hebben het op een gegeven moment zelfs juridisch moeten spelen, want er gebeurden oneerlijke zaken in de toekenning van die subsidies. Die juridische strijd hebben we gelukkig gewonnen. Ondanks alle tegenwind had een van de commissieleden, Rik Bevernage van De Werf in Brugge, ons toch gesteund en het opgenomen voor ons. Dat is heel belangrijk geweest voor het orkest. Sindsdien is daar ook veel meer neutraliteit in de beslissingen van de commissie en zijn er ook een paar andere jazzgroepen die in die pot geraakt zijn. Dat heeft in mijn ogen anderen vooral geïnspireerd om ook te doen zoals wij deden.’

‘Vanaf 1999 hebben we dus structurele subsidies gekregen.’, gaat Frank verder. ‘Wat eerst zo lang een hobby was geweest leek toen plots een job te worden. En waar je voordien het totaal eerder dag per dag benaderde, kon je opeens voor vier jaar in de toekomst beginnen plannen. Dan pas begin je te denken over hoe je wil dat die toekomst er uit zal zien.’

Vanaf 1999 hebben we dus structurele subsidies gekregen. Waar je voordien het totaal eerder dag per dag benadert, kan je opeens voor vier jaar in de toekomst beginnen plannen. Dan pas begin je te denken over hoe je wil dat die toekomst er uit zal zien.

frank vaganée

Maar met financiële steun rust je nog niet op je lauweren, integendeel, weet Koen. ’Toen kregen we eindelijk het mandaat om de weg vooruit te plaveien. Je beseft dat je veel moet beginnen te creëren als je je voorwaartse momentum wil behouden. BJO had zijn reputatie uitgebouwd met een voornamelijk bestaand repertoire. De weg vooruit betekende echter dat we zelf moesten beginnen een repertoire op te bouwen. Dat is wanneer het echte plezier erbij komt kijken, want dan begin je verder te kijken dan enkel het strikte jazz-idioom. Zo zijn we met gastsolisten beginnen werken, met symfonische orkesten, kleine ensembles, een brassband, flamencomuzikanten, theaterploegen, beeldende kunstenaars en tekenaars. Als ik terugkijk op al die jaren, vraag ik me soms af wat we uiteindelijk niét hebben gedaan, zo breed durfden we gaan.’ 

Als ik terugkijk op al die jaren, vraag ik me soms af wat we uiteindelijk niét hebben gedaan, zo breed durfden we gaan.

koen maes

Een interdisciplinair bestaan

Het Brussels Jazz Orchestra heeft in al zijn jaren het concept ‘jazz’ allerminst eng opgevat. Een interdisciplinair bestaan behoort tot de kern van ’s lands meest bekende jazzorkest, en houdt het verleden levendig, het heden interessant, en de voeling met de toekomst intact. ‘Iedereen bij ons is jazzmuzikant pur sang,’ pikt Frank in. ‘Onze geesten zijn zodanig open dat we vaak stappen buiten onze comfortzone kunnen zetten. We zijn flexibel, multi-inzetbaar. Als we altijd in onze eng bestaan zoals in het begin van BJO waren gebleven, en altijd een volbloed bigband waren gebleven, dan zou ons verhaal heel snel rond zijn geweest.’ 

Als we altijd in onze eng bestaan zoals in het begin van BJO waren gebleven, en altijd een volbloed bigband waren gebleven, dan zou ons verhaal heel snel rond zijn geweest

frank vaganée

‘Na twee à drie jaar in Sounds te hebben gespeeld zijn we dan toch buiten de muren van de club beginnen treden. In 1995 hebben we ons eerste concert op een groot festival gehad, op Jazz Middelheim in Antwerpen. Dat zal ik voor altijd meedragen. We hebben ongelofelijk veel mooie dingen bereikt; we zijn genomineerd geweest voor twee Grammy’s, we hebben meegewerkt aan de Oscar-genomineerde soundtrack van The Artist (die uiteindelijk ook de Oscar won, nvdr.), maar het is dat eerste grote optreden dat voor mij een hoogtepunt vormt. We hadden voor Jazz Middelheim onze eerste compositie-opdracht gegeven aan iemand die ons nauw aan het hart ligt, componist Bert Joris.’ 

‘Die schreef dan Warp 9 voor ons, een bravourestuk waarmee we onze concerten nog steeds op een spetterende manier afsluiten. Dat is zo’n hoogtepunt voor mij omdat we voelden dat we in een stroomversnelling terechtgekomen waren. Zonder Bert zouden we niet het orkest zijn geworden dat we nu zijn, hij heeft ons altijd gesteund. Als arrangeur en componist is hij van onschatbare waarde geweest, maar ook als een soort extern oor. Hij vrijwaart ons nog steeds van domme dingen, artistiek dan (lacht).’ 
 
 

De huidige bezetting van het Brussels Jazz Orchestra speelt nu met zijn zeventien muzikanten al een stuk of twintig jaar samen, mits hier en daar een aanpassing. Zorgen dat dat allemaal niet vastroest, vereist toch wat flexibiliteit, ondervinden Frank en Koen. ‘Met bigband zit je op een bepaalde manier in een harnas. Je zit vast aan je arrangementen. Wij oliën de machine met onze creativiteit. We hebben daarmee veel respect afgedwongen bij andere soortgelijke orkesten in Europa. Ons orkest is enorm divers in wat we spelen en aankunnen. Als we onszelf constant in een comfortzone houden, zouden we absoluut niet op ons best zijn.’

‘We hebben meer een niche voor onszelf gevonden’, observeert Frank. ‘Elk optreden houdt ons op het puntje van onze stoel, en zo geven we onze artiesten ook het gevoel dat ze daar zitten voor de kwaliteit die ze kunnen brengen. We hadden bijvoorbeeld een project met de Irakese qanunspeler Osama Abdulrasol, getiteld Night 352, in de stijl van de typische Midden-Oosterse muziek, waar toch nog onze bigband-stijl doorheen klinkt. Dat is zo’n complexe muziek om te spelen. Er zijn orkesten die zouden gezegd hebben “daar beginnen we niet aan hoor.” De Amerikaanse componiste Maria Schneider vindt het ook enorm fijn om met ons te spelen, omdat ze het gevoel heeft dat ze niet met een hoop ambtenaren zit. Ze voelt dat ze met een orkest zit dat iets wil maken van haar muziek. De honger om te spelen is altijd zeer groot bij ons, even hard als dertig jaar geleden, en dat is een van onze sterktes.’

Met de blik op de toekomst

Vastroesten voorkom je ook door de voeling met de aanstormende generatie te behouden. ‘Bijna alle muzikanten die spelen in het BJO en die ook doceren aan conservatoria zeggen dat ze de jazzwereld alleen maar diverser zien worden en zien uitbreiden,’ weet Koen. ‘Toch wel een groot aandeel in die bruisende scene die nu leeft, ligt bij BJO. Het is gelijktijdig met de oprichting van BJO dat er jazz-departementen uit de grond zijn gestampt in de conservatoria van Gent, Antwerpen, Leuven. Er is veel in hetzelfde momentum gebeurd, valt mij op. Dat is nu niet helemaal een-op-een door toedoen van BJO, maar er was een tijdskader waarin er veel opportuniteiten waren en daar zijn wij mee in gesprongen.’

’Het wordt hier allemaal groter die scene, we krijgen hier een soort mini-New York eigenlijk. De keerzijde van de medaille is natuurlijk dat er met heel veel kwantiteit en kwaliteit ook heel veel concurrentie is’, benadrukt Frank. ‘Heel veel mensen voelen zich geroepen om dingen te doen, maar in verhouding zijn er weinig plaatsen. Dus blijft het een worsteling. Toen ik 20-25 jaar was, kende ik alle saxofonisten in de stad persoonlijk. Nu is dat natuurlijk niet meer het geval (lacht).’ 

‘Met een nieuwe generatie komt ook een andere tijdgeest, andere prioriteiten voor muzikanten, andere gevoeligheden en denkwijzen. Als wij als orkest mee willen draaien in die nieuwe tijd, moeten we mee-evolueren. We behouden natuurlijk altijd onze essentie, anders verdwijnt het bigband-genre. De gevoeligheden die heersen in artistieke projecten volgen we natuurlijk wel goed op. Ieder van ons doceert nog, dus we hebben ook op een directe manier veel contact met de jonge garde. Als wij invallers nodig hebben, dan vragen we per definitie altijd getalenteerde jonge mensen. Op die manier leggen wij stap voor stap de link naar de nieuwe generaties die het op een bepaald moment gaan overnemen.’ 

‘Want heel de discussie over de nieuwe generatie, over het bestendigen van het orkest, begint zich stilaan op te dringen’, vertelt Koen. ‘Het is niet dat dat morgen gaat gebeuren die overdracht, want dat is wel iets dat zijn tijd nodig heeft. Elke overdracht van een familiebedrijf is allesbehalve een evidentie. Je moet daar nieuwe mensen bij betrekken. Je moet mensen ook meenemen in je werking, ze opleiden en adviseren.’ 
 

‘We zitten met een gemiddelde leeftijd van het orkest die aan het stijgen is. We zitten nu aan 53 jaar. Iedereen presteert nog fantastisch, en zolang iedereen artistiek op niveau blijft wijzigen we niets, maar een schakelmoment is stilaan in zicht. Spelen in een orkest op dat niveau en aan dat tempo vraagt ook fysiek wel wat van een mens. Reizen, repeteren, spelen… het kruipt in je kleren. We zijn volop aan het denken aan hoe we de organisatie kunnen bestendigen naar de toekomst toe. 'Die denkoefening wordt vandaag de dag gemaakt bij ons.’ 

‘Aan mijn kant moet ik goed kijken naar wat er leeft in de markt, wat er leeft in de maatschappij’, gaat Koen verder. ‘We hebben nu een project waar we mee toeren, getiteld Gainsbourg. Muzikaal is dat heel fijn natuurlijk, maar we hebben ook zitten nadenken over hoe we dat een extra dimensie konden geven. Dus hebben we ervoor gekozen geen mannelijke artiest bij het project te betrekken, maar zangeres Camille Bertault erbij te halen, en zij doet dat geweldig. Het repertoire bestaat niet uit Gainsbourgs meest controversiële nummers, en zo hebben we er toch een twist aan gegeven.’ 

‘We hebben ook een project gehad met de Mechelse rapper ZEDIAM en dj Grazzhoppa. We zijn daarvoor ook serieus uit onze comfortzone gekomen, maar dat heeft zijn voorgeschiedenis. Dat is eigenlijk begonnen als een samenwerking met Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), waarmee een programma in elkaar hadden gebokst waarbinnen de 'urban arts' centraal stonden. We wilden het “geluid van de stad” verklanken op een of andere manier. We hielden sessies waar we een heleboel jonge undergroundartiesten op hebben uitgenodigd. Slam poets, djs, rappers, zangeressen, vocalisten, iemand die iets deed met elektronica. Dat was de eerste keer dat we als orkest in aanraking kwamen met heel wat jonge artiesten die op een heel andere manier omgaan met muziek.’

‘Dat heeft onze appreciatie voor de jonge garde enorm doen groeien’, verzekert Frank. ‘Wij in BJO zijn allemaal ‘afgestudeerde’ muzikanten, als het ware. Je geeft ons een partituur en voilà, we gaan daarmee aan de slag. Nu kwamen we in aanraking met jongeren die muziek niet op die manier benaderen, en die misschien meer op gevoel werken. Zij hebben tijd nodig om hun ideeën te realiseren.’ 
 

‘Als je met zo'n groot orkest werkt, dan zijn er natuurlijk altijd twee problemen: tijd en geld. Dus dat moet wel vooruit gaan bij ons. En dat was de eerste keer dat we zo hard persoonlijk hebben ondervonden dat er een andere methodiek gevonden moest worden. En dat hebben we wel gevonden, na een beetje zoeken, het was geven en nemen. Het is dan ook weer een verdienste van het orkest dat we dat met een heel open geest hebben aangepakt, en dat we zo flexibel zijn om probleemloos met andere kunstvormen te werken.’ 

Na het lezen van dit interview zin om Brussels Jazz Orchestra live aan het werk te zien? Dat kan, want ze trekken de komende maanden doorheen het land om hun dertigste verjaardag te vieren! Alle info vind je op hun website.

Promo adverteren

Reclame