VI.BE

Steunpunt voor artiest
en muzieksector

Pieterjan Coppejans: “De magie van klank zit soms in een klein hoekje”
© laurens wille

Pieterjan Coppejans: “De magie van klank zit soms in een klein hoekje”

In dit interview duiken we in de studio van Pieterjan Coppejans: in de burgerlijke stand bekend als “de echtgenoot van Eefje de Visser”, in de muziekwereld als producer van zowat alles wat cool klinkt — van Sylvie Kreusch tot Noa Lee — en sinds kort ook als MIA-winnaar.

sven de potter

17.04.25

Features

“Let niet op de rommel”, begint Pieterjan wanneer hij ons door de poort naar de patio leidt. “De verbouwingen van de studio en ons huis zijn nog maar net achter de rug, en we hebben nog wat opruimwerk.” Niets van dat alles kan ons deren: het is een eer en een genoegen om in Coppejans’ muzikale walhalla te mogen toeven. We trekken naar de eerste verdieping van de Robot Studios. Eefje de Visser is er niet. Op weg naar Den Haag – zo legt Pieterjan uit aan Pablo – voor een feest, ‘om met mensen te praten’. In realiteit is ze op weg naar Nederland, voor de 3 FM-Awards, waarvoor ze genomineerd is.

Het regent hier awards de laatste tijd. Een mens zou ervan naast zijn schoenen van gaan lopen.

“Ik draag binnenshuis gelukkig pantoffels (lacht), maar het is wel een heel mooie erkenning. Ik had nooit verwacht dat ik een MIA in de wacht zou slepen. Dat Eefje er een zou krijgen, lag voor mij meer in de lijn der verwachting. Dat ze de MIA voor ‘Alternatief’ kreeg, maakt mij uiteraard ook zeer blij, maar waar ik zelf zeer erkentelijk voor ben, is dat de sector zo massaal op mij gestemd heeft. Het toont toch dat mensen mijn manier van werken en de opdrachten die ik aanneem en uitvoer weten te appreciëren.”

Geheel terecht! Je werkte je de laatste jaren nogal in de kijker of – om in de studiometafoor te blijven – in het gehoor. Je stelde je skills ten dienste van onder anderen Sylvie Kreusch, Emma Bale, Abysnthe Minded, Sarah Julia , Paceshifters, Jungle by Night, Meral Polat, Roufaida … Niet de minsten.

“Ik beschouw mezelf vooral als diegene die voor de setting zorgt waarin artiesten en bands volledig zichzelf kunnen zijn en zichzelf al scheppend kunnen ontdekken dan wel overstijgen.”

“Zeker niet! Ze vragen me als producer, al moet ik eerlijk zeggen dat ik nog steeds niet goed weet wat dat is, ‘producer’ zijn. Voor mij is het een containerbegrip, en niet een duidelijk afgelijnde rol. Ik beschouw mezelf toch vooral als diegene die voor de setting zorgt waarin artiesten en bands volledig zichzelf kunnen zijn en zichzelf al scheppend kunnen ontdekken dan wel overstijgen. Ik denk dat de manier waarop ik artiesten benader en hoe ik mijn studio zie, helpt om iedereen het – eerst en vooral – naar de zin te maken. Je hebt het wellicht meteen gemerkt toen je hier binnenstapte: dit is geen strakke ruimte waar alles een vaste plek heeft en waar je je schoenen moet uitdoen om de plankenvloer niet vuil te maken. Integendeel: ik heb hier – net zoals in de vorige studio – geprobeerd om een warme sfeer te scheppen, met her en der lampjes, ornamenten, hout, tapijten etc. Ik wilde – ook al is alles hier nieuw – de illusie creëren dat je binnenstapt in een plek die er al jaren lijkt te zijn, een zolder die een zekere tijdloosheid uitstraalt. En de trap geeft het geheel (een heel klein beetje) een Abbey Road-feel.

Ik zou er meteen voor tekenen. De aankleding van de ruimte is één, de manier waarop je mensen bejegent, is twee. Wie je kent of al eens met je werkte, en je wil typeren, zou wel eens durven om het woord ‘gemoedelijk’ in de mond te nemen.

“Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, ja. (lacht) Laat ik het zo stellen: ik ben geen haantje-de-voorste die als artiesten een voet binnenzetten meteen wetten ga dicteren. Zo zit ik niet in elkaar. Komt een band hier over de vloer, dan ga ik eerst aftasten wat ze voor ogen hebben, waar ze heen willen, of hun songs af zijn, of ze bereid zijn om aanpassingen te maken etc. En pas als die initiële snuffelfase achter de rug is, begint het werk.

“Een goede producer is én een technicus, én een coach. Je moet muzikanten vleugels kunnen geven, maar ook weten wanneer je hen moet uitdagen en wanneer je beter een stap terugzet.”

Een goede producer is én een technicus, én een coach. Je moet muzikanten vleugels kunnen geven, maar ook weten wanneer je hen moet uitdagen en wanneer je beter een stap terugzet. Soms kom je in een band terecht waar iedereen een andere visie heeft. Dan is het aan mij om de energie te sturen en ervoor te zorgen dat alles samenkomt. En je mag niet vergeten dat muzikanten veelal een grote kwetsbaarheid hebben, gevoelige zielen zijn. In een studio ligt alles onder een vergrootglas. Het is heel belangrijk dat muzikanten zich hier veilig voelen, want pas als ze durven loslaten en risico’s nemen, kunnen er echt bijzondere dingen ontstaan.”

En, ik noteer: slechte ideeën bestaan niet.

“Exact! Het is al meermaals gebeurd dat een lid van een band met een maf idee aan kwam draven, wat door de andere groepsleden weggelachen werd of geparkeerd werd onder het label ‘te stom om te proberen’. Maar als je het dan toch een kans geeft, merk je soms dat een ogenschijnlijk ‘dwaas’ idee toch iets in beweging kan zetten of een song een andere richting kan uitsturen. Ik vind dat telkens weer heel inspirerend.

“Meer dan het roer helemaal om te gooien, verleg ik liever een steen in het muzikale parcours.”

En wat mijn aandeel betreft: de ene keer kruip ik meer in de rol van engineer, de andere keer help ik mee om de songs vorm te geven, werk ik arrangementen uit, en durf ik soms drastische aanpassingen te maken. En nog een andere keer ben ik diegene die de band stuurt, door ze zacht in een bepaalde richting te nudgen. Meer dan het roer helemaal om te gooien, verleg ik liever een steen in het muzikale parcours. Dé producer, als begrip, bestaat vandaag niet meer, denk ik. Kijk bijvoorbeeld naar hoe Rick Rubin het invult: die zit er gewoon bij en zegt wat er voor hem werkt en wat niet. Hij gedraagt zich meer als de studio-goeroe dan als de ‘alwetende’ producer. Of wijlen Steve Albini: kwam je in zijn studio, ‘Electrical Audio’, terecht dan wist je dat hij enkel zou opnemen wat je speelde, weliswaar met zijn bekende signatuur. Iedere producer heeft zo zijn eigen metier, door jaren ervaring opgebouwd.”

Klank maken

Over metier gesproken: heb jij die in al die jaren een signature sound opgebouwd? Of is er, met andere woorden, een sfeer die op elke plaat waar je aan meewerkt, terugkomt?

“Ik denk het wel. Ik ga vooral op zoek naar warmte, denk ik. Naar echtheid, iets wat raakt. Ik heb door de jaren heen uiteraard een hele trukendoos opgebouwd waar ik gretig gebruik van maak.  Die oude Ludwig-drum die je hier ziet staan, staat op vrijwel elke productie die ik gedaan heb. Ik heb die ooit eens voor een appel en ei gekocht van Frederik Van den Berghe (The Whodads, Missy Sipy All Stars, Admiral Freebee … nvdr.), en ik hou enorm van de warme, vette en punchy klank. Ik laat hem altijd staan, omdat ik weet dat vrijwel elke drummer die hier binnenstapt en er een paar meppen op geeft, meteen verkocht is. En verder? Naast drums spelen vintage synthesizers een grote rol. De Minimoog en de Juno-60 komen vaak terug. Ik hou van een combinatie van dromerigheid, nostalgie en emotie. Soms een beetje lo-fi, maar altijd met een moderne productie.

En, ik heb tijdens de bouw van de studio hier toch veel aandacht gegeven aan hoe de ruimte moest klinken, samen met een akoestisch expert. Een aantal stukken zijn modulair, wat betekent dat ik de manier waarop het geluid zich beweegt kan aanpassen.

Kijk bijvoorbeeld naar de plek waar we nu zitten (de overloop, met zicht op de opnameruimte, nvdr.): hier krijg je bijvoorbeeld veel laag van de basdrum. Het is altijd wat zoeken, maar meer dan duizend-en-een-opstelling te proberen en de combinaties ervan vast te leggen, ben ik een grote voorstander van een organische opstelling. Elk instrument klinkt anders, en geluid wordt door iedereen anders gepercipieerd.”

Exact. Wat de geluidsbeleving betreft: we hinken vandaag – minstens - op twee benen. Aan de ene kant luistert het gros van de mensen muziek via de smartphone, waar de geluidskwaliteit – door de drager en het platform waarop je luistert – vaak ondermaats is, en aan de andere kant heb je ontwikkelingen als immersive sound. Kun je nog volgen?

“De ontwikkelingen gaan razendsnel. Zeker wat geluidsbeleving betreft, is het soms moeilijk om het bos door de bomen nog te zien.”

“De ontwikkelingen gaan razendsnel, dat klopt. Zeker wat geluidsbeleving betreft, is het soms wat moeilijk om het bos door de bomen nog te zien. En wat die immersive sound betreft: ik vind dat indrukwekkend, omdat geluid van alle kanten lijkt te komen en je als het ware in een bad van sound ondergedompeld wordt. Maar of het de beleving zoals we die nu kennen, zal vervangen? Ik denk het niet. Bij de introductie van binaural music dacht ik ook eerst even: gaan we geluid nu allemaal zo beleven? En moet ik mee op de kar? Toen ik ‘Rocket Man’ van Elton John in 10D Audio hoorde, was ik ook helemaal weggeblazen, maar ik ben er niet plots anders door naar muziek beginnen te luisteren. En hoe we dat live beleven? Als we naar een concert gaan, zijn we het gewend om naar een artiest op een podium te kijken, en verwachten we dat het geluid ook uit die richting komt, en niet van overal. Ik weet niet of het publiek op die immersive beleving zit te wachten of er klaar voor is. Het is indrukwekkend, maar is het nodig? Muziek luisteren is iets heel anders dan kijken. Onze ogen focussen, maar onze oren nemen alles omnidirectioneel op. Ik vind dat een simpele, doordachte stereo-mix soms krachtiger is dan een hypercomplex 3D-geluid.”

Een ander petje dat je draagt, is dat van livemixer, onder andere voor Eefje de Visser en Sylvie Kreusch. Ook daar gaan de ontwikkelingen snel.

“De wereld gaat aan een rotvaart, en wij moeten volgen, ja (lacht). Het klopt wat je zegt: er is de laatste jaren heel wat veranderd, zeker met de digitalisering. Waar je vroeger nog soms zat te klooien met een analoge mengtafel neem je vandaag je eigen tafel mee, waarin alle songs al via snapshots hun eigen sound hebben gekregen. Het is veel meer plug-and-play geworden. Mij hoor je daarover absoluut niet klagen, omdat het de efficiëntie ten goede komt. Soundchecks duren minder lang, er valt veel minder te tweaken en je kunt meer aandacht geven aan de ruimte zelf, want laten we wel zijn: het is vooral de ruimte, de concertzaal, de club, die voor een groot deel de sound bepaalt. En om een degelijke sound te krijgen in een akoestisch slechte zaal, moet je soms hard werken. Het zijn twee totaal verschillende werelden: in de studio zit je met je neus op wat je doet en kun je blijven schaven aan een sound of een fractie van een song. Bij live mixen is alles gericht op het moment, en ligt de focus helemaal anders; als livemixer maak je dan deel uit van de band, en zorg je er mee voor dat er iets magisch kan ontstaan.”

Bijzonder is: je werkt samen met Eefje de Visser. Jullie zijn niet enkel ‘man en vrouw’, maar jullie delen ook een creatieve dadendrang. Twee creatieve zielen in één ruimte. Klinken en botsen liggen wellicht soms dicht bij elkaar.

“Bijzonder is het zeker, ja. We delen niet alleen een leven, maar ook een muzikale taal. Dat kan soms intens zijn: je kent elkaars gevoeligheden, weet hoe de ander in elkaar zit en bent niet altijd even voorzichtig als het gaat om commentaar of feedback geven. Met andere woorden: we sparen elkaar niet altijd (lacht). Maar tegelijk is het ook net daarom zo krachtig. We voelen intuïtief aan waar de muziek naartoe moet.

“Het mooie is dat 1+1 soms 3 wordt.”

Eefje weet bijvoorbeeld heel goed wat ze wil en waar ze heen wil, en daar probeer ik in te helpen. Ze schrijft en componeert, ik zorg mee voor het klankbeeld: de mix, de soundscapes, de beats - al programmeert Eefje die even goed zelf. Maar ze heeft zelf ook een sterk oor voor productie, weliswaar iets minder technisch, maar toch. Het is echt een mooie wisselwerking. Soms begin ik aan een idee, soms zij, en we bouwen daarop voort. Ik ben niet iemand die haar nummers radicaal omgooit, maar ik help wel mee de sfeer en gelaagdheid te versterken. En de uitdagingen? We zijn 24/7 met elkaar bezig, en dan is het soms moeilijk om werk en privé te scheiden. Er zijn momenten waarop het botst, waarop je vastloopt of niet op dezelfde lijn zit. Maar uiteindelijk maken we elkaar sterker. Het mooie is dat 1+1 soms 3 wordt, dat er iets gebeurt wat we alleen niet hadden kunnen bereiken. Elke plaat is weer een zoektocht. Maar ik ben ongelooflijk trots dat ik daar deel van mag uitmaken.”

Ondertussen ben je ook vader. Het is een ander soort productie, maar ik kan me inbeelden dat een kind het leven van een producer-livemixer er agendagewijs niet makkelijker op maakt?

“Het is soms pittig, ja (lacht). Kijk, ik vertrek volgende week een maand op tour met Sylvie Kreusch, en ook al kijk ik daar hard naar uit, toch is het met een dubbel gevoel: ik ga mijn zoontje een maand moeten missen, en het betekent dat Eefje alle zorgen op zich moet nemen. Het is echt een kwestie van goed te plannen. Nu ja, ik troost me ook met de gedachte dat Pablo hier opgroeit in een fantastische, inspirerende omgeving, een grote speeltuin vol instrumenten en muzikanten.”

Cactus

Reclame